VERHANDELING 6. DE EEUWIGE ZOON
6:0.1DE eeuwige Zoon is de volmaakte, finale uitdrukking van het ‘eerste’ persoonlijke, absolute denkbeeld van de Universele Vader. Wanneer de Vader zichzelf op persoonlijke en absolute wijze uitdrukt, doet hij dit bijgevolg door zijn Eeuwige Zoon, die immer het levende, goddelijke Woord is geweest, dit nu is, en altijd zal zijn. En deze Eeuwige Zoon resideert in het centrum van alle dingen, samen met de persoonlijke tegenwoordigheid van de Eeuwige, Universele Vader, welke hij onmiddellijk omhult.
6:0.2Wij spreken van Gods ‘eerste’ gedachte en zinspelen op een onbestaanbare oorsprong in de tijd van de Eeuwige Zoon, teneinde door te kunnen dringen tot de gedachtenkanalen van het menselijke intellect. Dit verwrongen taalgebruik vormt onze uiterste poging om een compromis-contact tot stand te brengen met het aan tijd gebonden bewustzijn van sterfelijke schepselen. In de zin van eerste in volgorde, zou de Universele Vader nooit een eerste gedachte kunnen hebben gehad, evenmin als de Eeuwige Zoon ooit een begin zou kunnen hebben gehad. Maar mij is opgedragen met deze gedachtensymbolen de werkelijkheden der eeuwigheid te beschrijven aan het door de tijd beperkte denken van stervelingen, en de verhoudingen die in de eeuwigheid bestaan, aan te geven met deze tijdsbegrippen die op volgorde betrekking hebben.
6:0.3De Eeuwige Zoon is de geestelijke personalisatie van de universele, oneindige voorstelling van de Paradijs-Vader van goddelijke realiteit, onvoorwaardelijke geest en absolute persoonlijkheid. En hierdoor vormt de Zoon de goddelijke openbaring van de identiteit van de Universele Vader als schepper. De volmaakte persoonlijkheid van de Zoon onthult dat de Vader daadwerkelijk de eeuwige, universele bron is van alle betekenissen en waarden van het geestelijke, het volitionele, het doelgerichte, en het persoonlijke.
6:0.4In een poging om het eindige denken in de tijd in staat te stellen zich een consequente voorstelling te vormen van de verhoudingen tussen de eeuwige en oneindige wezens van de Paradijs-Triniteit, maken wij gebruik van zulk een vrije voorstelling van zaken, dat wij spreken van ‘het eerste persoonlijke, universele, en oneindige denkbeeld van de Vader.’ Het is mij onmogelijk het menselijk verstand ook maar een enigszins adequaat idee te geven van de eeuwige betrekkingen tussen de Godheden; daarom maak ik gebruik van de termen die het eindige bewustzijn iets van een idee kunnen geven van de verhouding tussen deze eeuwige wezens in de latere era’s in de tijd. Wij geloven dat de Zoon is voortgekomen uit de Vader; ons wordt geleerd dat beiden onvoorwaardelijk eeuwig zijn. Het is derhalve duidelijk dat geen enkel tijdsschepsel dit mysterie van een Zoon die ontsproten is aan de Vader, en die toch als zijn gelijke mede-eeuwig is met de Vader zelf, ooit geheel zal kunnen begrijpen.
1. DE IDENTITEIT VAN DE EEUWIGE ZOON
6:1.1De Eeuwige Zoon is de oorspronkelijke, eniggeboren Zoon van God. Hij is God de Zoon, de Tweede Persoon der Godheid en de mede-schepper van alle dingen. Zoals de Vader de Eerste Grote Bron en Centrum is, zo is de Eeuwige Zoon de Tweede Grote Bron en Centrum.
6:1.2De Eeuwige Zoon is het geestelijke centrum en de goddelijke leider van de geestelijke regering van het universum van universa. De Universele Vader is in de eerste plaats schepper en daarna beheerser, de Eeuwige Zoon is in de eerste plaats mede-schepper en daarna geestelijk bestuurder. ‘God is geest’, en de Zoon is een persoonlijke openbaring van die geest. De Eerste Bron en Centrum is het Volitionele Absolute; de Tweede Bron en Centrum is het Persoonlijkheid-Absolute.
6:1.3De Universele Vader functioneert nooit persoonlijk als schepper, tenzij in vereniging met de Zoon of wanneer de Zoon als gelijke mede-handelt. Indien de schrijver van het Nieuwe Testament naar de Eeuwige Zoon had verwezen, dan zou hij naar waarheid hebben geschreven: ‘In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Alle dingen zijn door hem gemaakt, en zonder hem is geen ding gemaakt dat gemaakt is.’
6:1.4Toen een Zoon van de Eeuwige Zoon op Urantia verscheen, spraken degenen die broederlijk omgingen met dit goddelijke wezen in menselijke gedaante, over hem als ‘Hij die van den beginne was, die wij hebben gehoord, die wij met onze ogen hebben gezien, die wij hebben aanschouwd en met onze handen aangeraakt, te weten het Woord des levens.’ En deze geschonken Zoon kwam even waarlijk uit de Vader voort als de Oorspronkelijke Zoon, zoals ook wordt gesuggereerd in één van zijn gebeden op aarde: ‘En nu, Vader, verheerlijk mij met uw eigen zelf, met de heerlijkheid die ik bij u had, eer deze wereld bestond.’
6:1.5De Eeuwige Zoon staat in verschillende universa onder uiteenlopende namen bekend. In het centrale universum wordt hij gekend als de Mede-Bron, de Mede-Schepper en de Absolute Deelgenoot. Op Uversa, het hoofdkwartier van het superuniversum, duiden wij de Zoon aan als het Mede-Geest-Centrum en als de Eeuwige Geestelijke Bestuurder. Op Salvington, het hoofdkwartier van uw plaatselijk universum, staat deze Zoon te boek als de Tweede Eeuwige Bron en Centrum. De Melchizedeks spreken over hem als de Zoon der Zonen. Op uw wereld, maar niet in uw stelsel van bewoonde planeten, heeft men deze Oorspronkelijke Zoon verward met een Schepper-Zoon die zijn gelijke is, met Michael van Nebadon, die zichzelf aan de sterfelijke volkeren van Urantia heeft geschonken.
6:1.6Ofschoon elke Paradijs-Zoon terecht een Zoon van God genoemd kan worden, reserveren wij de aanduiding ‘de Eeuwige Zoon’ gewoonlijk voor deze Oorspronkelijke Zoon, de Tweede Bron en Centrum, mede-schepper met de Universele Vader van het centrale universum van kracht en volmaaktheid, en mede-schepper van alle andere goddelijke Zonen die afstammen van de oneindige Godheden.
2. DE NATUUR VAN DE EEUWIGE ZOON
6:2.1De Eeuwige Zoon is even onveranderlijk en oneindig betrouwbaar als de Universele Vader. Hij is ook even geestelijk als de Vader, even waarlijk een onbeperkte geest. U, die van nederige afkomst zijt, zou de Zoon persoonlijker lijken, aangezien hij in toegankelijkheid één stap dichter bij u staat dan de Universele Vader.
6:2.2De Eeuwige Zoon is het eeuwige Woord van God. Hij is geheel zoals de Vader: de Eeuwige Zoon is in feite God de Vader persoonlijk manifest aan het universum van universa. En aldus was, en is, en zal het eeuwig waar zijn, met betrekking tot de Eeuwige Zoon en alle Schepper-Zonen die zijn gelijken zijn, dat ‘wie de Zoon gezien heeft, de Vader gezien heeft.’
6:2.3Wat zijn natuur betreft, is de Zoon geheel gelijk aan de geest-Vader. Wanneer wij de Universele Vader aanbidden, aanbidden wij daadwerklijk tegelijkertijd God de Zoon en God de Geest. God de Zoon is even goddelijk werkelijk en eeuwig van natuur als God de Vader.
6:2.4De Zoon bezit niet alleen alle oneindige, transcendente rechtvaardigheid van de Vader, maar de Zoon weerspiegelt ook alle heiligheid van het karakter van de Vader. De Zoon deelt in de volmaaktheid van de Vader en draagt samen met hem de verantwoordelijkheid voor de bijstand aan alle schepselen van onvolmaaktheid bij hun geestelijke inspanning om goddelijke volmaaktheid te bereiken.
6:2.5De Eeuwige Zoon bezit alle goddelijkheid van het karakter van de Vader en al zijn eigenschappen van geestelijkheid. De Zoon is de volheid van Gods absoluutheid in persoonlijkheid en geest, en deze kwaliteiten openbaart de Zoon in zijn persoonlijk leidinggeven aan de geestelijke regering van het universum van universa.
6:2.6God is inderdaad een universele geest; God is geest, en deze geest-natuur van de Vader is gefocaliseerd en gepersonaliseerd in de Godheid van de Eeuwige Zoon. In de Zoon worden alle geestelijke kenmerken klaarblijkelijk zeer versterkt door differentiatie van de universaliteit van de Eerste Bron en Centrum. En zoals de Vader zijn geestelijke natuur deelt met de Zoon, delen zij samen even volledig en onvoorwaardelijk de goddelijke geest met de Vereend Handelende Geest, de Oneindige Geest.
6:2.7In de liefde voor waarheid en in het scheppen van schoonheid zijn de Vader en de Zoon elkaar gelijk, behalve dat de Zoon zich meer lijkt te wijden aan de verwezenlijking van de uitsluitend geestelijke schoonheid van universele waarden.
6:2.8In goddelijke goedheid zie ik geen verschil tussen de Vader en de Zoon. De Vader bemint zijn kinderen in het universum als een vader; de Eeuwige Zoon beschouwt alle schepselen als een vader en als een broeder.
3. HET TOEDIENEN VAN DE LIEFDE VAN DE VADER
6:3.1De Zoon deelt de gerechtigheid en rechtvaardigheid van de Triniteit, maar deze goddelijkheidstrekken worden bij hem overschaduwd door de liefde en barmhartigheid van de Vader, waarvan hij de oneindige personalisatie is: de Zoon is de openbaring van de goddelijke liefde aan de universa. Zoals God liefde is, zo is de Zoon barmhartigheid. De Zoon kan niet méér liefhebben dan de Vader, maar hij kan op één aanvullende wijze barmhartigheid betonen aan schepselen, want hij is niet alleen een oorspronkelijke schepper zoals de Vader, maar hij is ook de Eeuwige Zoon van diezelfde Vader, en daardoor deelt hij in de ervaring van het zoonschap van alle andere zonen van de Universele Vader.
6:3.2De Eeuwige Zoon is de grote verlener van barmhartigheid aan de gehele schepping. Barmhartigheid is de essentie van het geestelijke karakter van de Zoon. Wanneer de mandaten van de Eeuwige Zoon worden uitgezonden over de geestelijke circuits van de Tweede Bron en Centrum, zijn deze getoonzet in klanken van barmhartigheid.
6:3.3Om de liefde van de Eeuwige Zoon te begrijpen, moet ge eerst haar goddelijke bron, de Vader die liefde is , onderkennen, en vervolgens aanschouwen hoe deze oneindige genegenheid zich ontvouwt in het wijdverbreide dienstbetoon van de Oneindige Geest en diens bijna ontelbare heerscharen van dienende persoonlijkheden.
6:3.4De bijstand van de Eeuwige Zoon staat in dienst van de openbaring van de God van liefde aan het universum van universa. Deze goddelijke Zoon houdt zich niet bezig met de verachte-lijke taak om te trachten zijn genadige Vader te overreden zijn nederige schepselen lief te hebben en barmhartigheid te betonen aan de boosdoeners in de tijd. Het is wel heel verkeerd om u de Eeuwige Zoon voor te stellen als degene die de Universele Vader smeekt barmhartigheid te betonen aan zijn nederige schepselen op de materiële werelden in de ruimte! Godsvoorstellingen als deze zijn primitief en grotesk. Ge zoudt veeleer dienen te beseffen dat alle barmhartige bijstand die door de Zonen van God wordt betoond, de rechtstreekse openbaring is van het hart van de Vader, dat vol universele liefde en oneindig mededogen is. De liefde van de Vader is de werkelijke, eeuwige bron van de barmhartigheid van de Zoon.
6:3.5God is liefde, de Zoon is barmhartigheid. Barmhartigheid is liefde in toepassing, de liefde van de Vader in actie in de persoon van zijn Eeuwige Zoon. De liefde van deze universele Zoon is eveneens universeel. Zoals men op een planeet met geslachtelijke wezens liefde verstaat, kan de liefde van God beter worden vergeleken met de liefde van een vader, terwijl de liefde van de Eeuwige Zoon meer is als de genegenheid van een moeder. Deze illustraties zijn wel zeer onbeholpen, maar ik gebruik ze in de hoop dat ik aan het menselijk verstand de gedachte kan overdragen dat er verschil bestaat, niet in goddelijke inhoud, maar wel in kwaliteit en wijze van uitdrukking, tussen de liefde van de Vader en de liefde van de Zoon.
4. EIGENSCHAPPEN VAN DE EEUWIGE ZOON
6:4.1De Eeuwige Zoon drijft het geest-niveau der kosmische werkelijkheid aan: de geestelijke macht van de Zoon is absoluut met betrekking tot alle actualiteiten in het universum. Hij heeft volmaakte beheersing over de onderlinge associatie van alle ongedifferentieerde geest-energie en over alle geactualiseerde geest-werkelijkheid door zijn absolute greep der geest-zwaartekracht. Alle pure ongefragmenteerde geest en alle geestelijke wezens en waarden reageren op de oneindige aantrekkingskracht van de oorspronkelijke Paradijs-Zoon. En indien wij in de eeuwige toekomst getuige mogen zijn van het verschijnen van een onbeperkt universum, ook dan zal de geest-zwaartekracht en de geest-kracht van de Oorspronkelijke Zoon volkomen adequaat blijken te zijn voor de geestelijke beheersing en het effectieve bestuur van zulk een grenzeloze schepping.
6:4.2De Zoon is alleen almachtig in het geestelijke domein. In de eeuwige economie van het universum-bestuur zien wij nooit de verspilling van nodeloze herhaling van functies: de Godheden zijn niet gewoon dienstbetoon in het universum nutteloos te dupliceren.
6:4.3De alomtegenwoordigheid van de Oorspronkelijke Zoon vormt de geestelijke eenheid van het universum van universa. De geestelijke samenhang van de gehele schepping berust op de aanwezigheid van de goddelijke geest van de Eeuwige Zoon, die overal actief is. Wanneer wij ons de geestelijke tegenwoordigheid van de Vader voorstellen, valt het ons moeilijk deze in ons denken te onderscheiden van de geestelijke aanwezigheid van de Eeuwige Zoon. De geest van de Vader zetelt eeuwig in de geest van de Zoon.
6:4.4De Vader moet geestelijk alomtegenwoordig zijn, maar deze alomtegenwoordigheid lijkt onscheidbaar van de geestelijke activiteiten van de Eeuwige Zoon alom. Wij geloven echter stellig dat in alle omstandigheden waar sprake is van een Vader-Zoon tegenwoordigheid van tweevoudige geestelijke natuur, de geest van de Zoon gelijk is aan de geest van de Vader.
6:4.5In zijn contact met persoonlijkheid handelt de Vader in het persoonlijkheidscircuit. In zijn persoonlijke, bespeurbare contact met de geestelijke schepping verschijnt hij in de fragmenten van de totaliteit van zijn Godheid, en deze Vader-fragmenten hebben overal en altijd waar ze in de universa verschijnen, een solitaire, unieke en aparte functie. In al deze omstandigheden is de geest van de Zoon gelijk aan de geestelijke functie van de gefragmenteerde tegenwoordigheid van de Universele Vader.
6:4.6Geestelijk is de Eeuwige Zoon alomtegenwoordig. De geest van de Eeuwige Zoon is zeer stellig bij u en rondom u, maar niet in u en niet een deel van u, zoals de Geheimnisvolle Mentor. Het inwonende Vader-fragment stelt het menselijke bewustzijn af op steeds goddelijker geesteshoudingen, waarna dit opklimmende bewustzijn in toenemende mate ontvankelijk wordt voor de geestelijke aantrekkingskracht van het almachtige geest-zwaartekrachtcircuit van de Tweede Bron en Centrum.
6:4.7De Oorspronkelijke Zoon is zich universeel en geestelijk van zichzelf bewust. In wijsheid is de Zoon volledig de gelijke van de Vader. In de gebieden van kennis, in alwetendheid, kunnen wij geen verschil zien tussen de Eerste en de Tweede Bron: evenals de Vader weet de Zoon alles, hij wordt nooit verrast door enige universum-gebeurtenis, hij doorgrondt het einde vanaf het begin.
6:4.8De Vader en de Zoon kennen werkelijk het aantal en de verblijfplaats van alle geesten en vergeestelijkte wezens in het universum van universa. Niet alleen weet de Zoon alle dingen krachtens zijn eigen alomtegenwoordige geest, maar de Zoon is, in gelijke mate als de Vader en de Vereend Handelende Geest, ook volledig bekend met de enorme reflectiviteit-inlichtingendienst van de Allerhoogste, een inlichtingendienst die te allen tijde weet van alle dingen die zich op alle werelden in de zeven superuniversa afspelen. De Paradijs-Zoon is ook in nog andere opzichten alwetend.
6:4.9Als liefhebbende, barmhartige en dienende geestelijke persoonlijkheid is de Eeuwige Zoon geheel en in het oneindige de gelijke van de Universele Vader, terwijl hij in al zijn goedertieren, liefdevolle persoonlijke contacten met de opklimmende wezens uit de lagere gebieden even vriendelijk en zorgzaam is, even geduldig en lankmoedig, als zijn Paradijs-Zonen in de plaatselijke universa, die zichzelf zo dikwijls schenken aan de evolutionaire werelden in de tijd.
6:4.10Het is overbodig verder uit te weiden over de eigenschappen van de Eeuwige Zoon. Op de aangegeven uitzonderingen na, behoeft men slechts de geestelijke eigenschappen van God de Vader te bestuderen om de eigenschappen van God de Zoon te verstaan en op hun juiste waarde te schatten.
5. BEPERKINGEN VAN DE EEUWIGE ZOON
6:5.1De Eeuwige Zoon functioneert niet persoonlijk in de fysische domeinen en evenmin functioneert hij, behalve door de Vereend Handelende Geest, binnen de niveaus waar bijstand wordt verleend aan het bewustzijn van geschapen wezens. Maar deze restricties beperken de Eeuwige Zoon voor het overige geenszins in het volledige, vrije gebruik van alle goddelijke eigenschappen van geestelijke alwetendheid, alomtegenwoordigheid, en almacht.
6:5.2De Eeuwige Zoon doordringt het potentieel van geest dat inherent is aan de oneindigheid van het Godheid-Absolute niet persoonlijk, maar naargelang dit potentieel actueel wordt, komt het in de almachtige greep van het geest-zwaartekrachtcircuit van de Zoon.
6:5.3Persoonlijkheid wordt uitsluitend geschonken door de Universele Vader. De Eeuwige Zoon ontleent persoonlijkheid aan de Vader, maar hij verleent zonder de Vader geen persoonlijkheid. De Zoon roept een enorme schare geesten in het leven, maar deze uit hem voortgesproten wezens zijn geen persoonlijkheden. Wanneer de Zoon persoonlijkheid schept, doet hij dit in vereniging met de Vader of met de Vereend Handelende Schepper die voor de Vader kan optreden in zulke betrekkingen. De Eeuwige Zoon is aldus een mede-schepper van persoonlijkheden, maar hij verleent aan geen enkel wezen persoonlijkheid, en uit zichzelf, alleen, schept hij nooit persoonlijke wezens. Deze beperking in zijn handelen ontneemt de Zoon echter niet het vermogen om alle mogelijke soorten niet-persoonlijke werkelijkheid te scheppen.
6:5.4De Eeuwige Zoon is beperkt in het overdragen van zijn schepper-prerogatieven. Toen de Vader de Oorspronkelijke Zoon vereeuwigde, verleende hij deze de macht en het voorrecht om daarna samen met de Vader de goddelijke daad te verrichten van het voortbrengen van meer Zonen die creatieve eigenschappen bezitten, en dit hebben zij gedaan en doen zij nog. Maar wanneer deze mede-Zonen zijn voortgebracht, zijn de schepper-prerogatieven blijkbaar niet verder overdraagbaar. De Eeuwige Zoon draagt de vermogens die tot het wezen van een schepper behoren alleen over aan de eerste of rechtstreekse personalisatie. Wanneer de Vader en de Zoon zich verenigen om een Schepper-Zoon te personaliseren, bereiken zij derhalve hun doel, maar de Schepper-Zoon die op deze wijze tot aanzijn wordt geroepen, is nooit in staat de prerogatieven van het schepper-zijn over te dragen op, of te delegeren aan, de verschillende orden van Zonen die hij daarna kan scheppen, ondanks het feit dat er in de hoogste Zonen van een plaatselijk universum wel een zeer beperkte weerspiegeling van de creatieve attributen van een Schepper-Zoon aan de dag treedt.
6:5.5Als een oneindig en uitsluitend persoonlijk wezen, kan de Eeuwige Zoon geen fragmenten van zijn natuur afscheiden, hij kan geen geïndividualiseerde delen van zijn zelfheid aan andere entiteiten of personen schenken, zoals de Universele Vader en de Oneindige Geest dit doen. Maar de Zoon kan zichzelf wel schenken als een onbegrensde geest, waarin de ganse schepping wordt gebaad en die voortdurend alle geest-persoonlijkheden en alle geestelijke werkelijkheden tot zich trekt. En dit doet hij inderdaad.
6:5.6Houdt steeds in gedachten dat de Eeuwige Zoon de persoonlijke uitbeelding van de geest-Vader is voor de ganse schepping. De Zoon is persoonlijk en niet anders dan persoonlijk, in de Godheid-zin: zulk een goddelijke, absolute persoonlijkheid kan niet in delen worden ontbonden of gefragmenteerd. God de Vader en God de Geest zijn waarlijk persoonlijk, maar naast het feit dat zij zulke Godheid-persoonlijkheden zijn, zijn zij ook nog al het andere.
6:5.7Ofschoon de Eeuwige Zoon niet persoonlijk kan participeren in het verlenen van de Gedachtenrichters, heeft hij in het eeuwige verleden wel met de Vader beraadslaagd, en toen de Vader bij het ontwerpen van het plan om Gedachtenrichters te verlenen, aan de Zoon voorstelde, ‘Laat ons de sterfelijke mens maken naar ons eigen beeld,’ heeft de Zoon dit plan goedgekeurd en de Vader zijn eindeloze medewerking toegezegd. En zoals het geest-fragment van de Vader in u woont, zo omhult u de geestelijke tegenwoordigheid van de Zoon, terwijl deze twee voor immer als één arbeiden ten behoeve van uw geestelijke vooruitgang.
6. HET GEEST-BEWUSTZIJN
6:6.1De Eeuwige Zoon is geest en heeft bewustzijn, maar niet een bewustzijn of een geest die het sterfelijke verstand kan begrijpen. De sterfelijke mens neemt bewustzijn waar op de eindige, kosmische, materiële en persoonlijke niveaus. De mens bespeurt ook bewustzijnsverschijnselen in levende organismen die op het subpersoonlijke (dierlijke) niveau functioneren, maar het is moeilijk voor hem om de natuur van bewustzijn te begrijpen wanneer het is verbonden met bovenmateriële wezens en wanneer het deel uitmaakt van persoonlijkheden die uitsluitend geest zijn. Bewustzijn moet echter verschillend worden gedefinieerd wanneer het verwijst naar het bestaansniveau van geest, dan wanneer de term wordt gebruikt om geest-functies van de intelligentie aan te duiden. Het soort bewustzijn dat rechtstreeks verbonden is met geest, is noch vergelijkbaar met het bewustzijn dat geest en materie coördineert, noch met het bewust-zijn dat alleen verbonden is met de materie.
6:6.2Geest is altijd bewust, denkend, en en in het bezit van gevarieerde fasen van identiteit. Zonder bewustzijn in een of andere fase zou er geen geestelijke bewustzijnheid bestaan in de broederschap van geest-wezens. Het equivalent van bewustzijn, het vermogen om te kennen en gekend te worden, is eigen aan Godheid. Godheid kan persoonlijk zijn, voorpersoonlijk, bovenpersoonlijk, of onpersoonlijk, maar Godheid is nimmer zonder bewustzijn, dat wil zeggen, nooit zonder het vermogen om op zijn minst te communiceren met soortgelijke entiteiten, wezens, of persoonlijkheden.
6:6.3Het bewustzijn van de Eeuwige Zoon is als dat van de Vader, maar anders dan ieder ander bewustzijn in het universum, en samen met het bewustzijn van de Vader is het de voorzaat van de zo verschillende en wijdverbreide soorten bewustzijn van de Vereende Schepper. Het bewustzijn van de Vader en de Zoon, het intellect waaruit het absolute bewustzijn van de Derde Bron en Centrum stamt, wordt misschien het best geïllustreerd met het voorbewustzijn van een Gedachtenrichter, want ofschoon deze Vaderfragmenten geheel buiten de bewustzijnscircuits van de Vereend Handelende Geest zijn, bezitten zij wel een zekere vorm van voorbewustzijn: zij kennen evenals zij gekend worden; zij kennen het equivalent van menselijk denken.
6:6.4De Eeuwige Zoon is geheel geestelijk, de mens is bijna geheel materieel; derhalve zal veel van wat betrekking heeft op de geest-persoonlijkheid van de Eeuwige Zoon, op zijn zeven geestelijke werelden die het Paradijs omringen, en op de natuur van de onpersoonlijke scheppingen van de Paradijs-Zoon, moeten wachten tot ge de status van geest hebt bereikt, die volgt op het volbrengen van de morontia-opklimming in het plaatselijk universum Nebadon. Als ge vervolgens het superuniversum doorloopt en verder gaat naar Havona, zullen veel van deze in de geest verborgen mysteriën duidelijk worden, naargelang ge het ‘bewustzijn van de geest’ – geestelijk inzicht – begint te ontvangen.
7. DE PERSOONLIJKHEID VAN DE EEUWIGE ZOON
6:7.1De Eeuwige Zoon is die oneindige persoonlijkheid uit wiens niet-gekwalificeerde persoonlijkheidsboeien de Universele Vader is ontkomen door de methode van trinitisatie, en krachtens welke hij zich sindsdien in eindeloze overdaad steeds is blijven schenken aan zijn immer uitdijende universum van Scheppers en schepselen. De Zoon is absolute persoonlijkheid ; God is vader-persoonlijkheid – de oorsprong van persoonlijkheid, de schenker van persoonlijkheid, de oorzaak van persoonlijkheid. Ieder persoonlijk wezen ontleent zijn persoonlijkheid aan de Universele Vader, zoals ook de Oorspronkelijke Zoon eeuwig zijn persoonlijkheid ontleent aan de Paradijs-Vader.
6:7.2De persoonlijkheid van de Paradijs-Zoon is absoluut en zuiver geestelijk, en deze absolute per- soonlijkheid is ook het goddelijke, eeuwige patroon van de persoonlijkheid die de Vader in de eer- ste plaats aan de Vereend Handelende Geest heeft geschonken, en vervolgens, van de persoonlijk- heid die aan zijn ontelbare schepselen overal in het wijdverbreide universum wordt geschonken.
6:7.3De Eeuwige Zoon is waarlijk een barmhartige dienaar, een goddelijke geest, een geestelijke kracht, en een werkelijke persoonlijkheid. De Zoon is de geestelijke, persoonlijke natuur van God, manifest gemaakt voor de universa – de som en het wezen van de Eerste Bron en Centrum, ontdaan van al hetgeen niet-persoonlijk, buiten-goddelijk, niet-geestelijk en zuiver potentieel is. Maar het is onmogelijk aan het menselijke bewustzijn in woorden een beeld over te brengen van de schoonheid en grootsheid van de hemelse persoonlijkeid van de Eeuwige Zoon. Al hetgeen de Universele Vader gewoonlijk versluiert, werkt bijna even sterk als belemmering voor de conceptuele onderkenning van de Eeuwige Zoon. Ge zult moeten wachten tot ge het Paradijs bereikt, en dan zal het u duidelijk worden waarom ik niet in staat ben geweest het karakter van deze absolute persoonlijkheid zo uit te beelden, dat het eindige verstand het kon bevatten.
8. HET BESEF VAN DE EEUWIGE ZOON
6:8.1Wat zijn identiteit, natuur en andere persoonlijkheidskenmerken betreft, is de Eeuwige Zoon geheel de gelijke, het volmaakte complement en de eeuwige tegenhanger van de Universele Vader. In dezelfde zin waarin God de Universele Vader is, is de Zoon de Universele Moeder. En wij allen, hoog en laag, vormen hun universele gezin.
6:8.2Om het karakter van de Zoon naar waarde te schatten, dient ge de openbaring van het g oddelijke karakter van de Vader te bestuderen: zij zijn voor immer en onscheidbaar één. Als goddelijke persoonlijkheden zijn zij voor de denkende wezens van lagere orden praktisch niet van elkaar te onderscheiden. Voor hen die hun oorsprong hebben in de scheppingsdaden van de Godheden zelf, is het niet zo moeilijk hen afzonderlijk te onderkennen. Wezens die geboren zijn in het centrale universum en op het Paradijs, nemen de Vader en de Zoon niet alleen waar als één persoonlijke eenheid die het universum beheerst, maar ook als twee afzonderlijke persoonlijkheden, die in welomschreven bestuurlijke domeinen van het universum werkzaam zijn.
6:8.3Als personen moogt ge u de Universele Vader en de Eeuwige Zoon als afzonderlijke individuen voorstellen, want dit zijn zij inderdaad; maar in het bestuur van de universa zijn zij zo verstrengeld en onderling verbonden, dat het niet altijd mogelijk is tussen hen te onderscheiden. Wanneer men in de aangelegenheden van de universa de Vader en de Zoon in verwarrende onderlinge associaties ontmoet, is het niet altijd nuttig te trachten hun handelingen van elkaar te scheiden. Houdt alleen voor ogen dat God de initiërende gedachte is, en de Zoon het uitdrukkingsvolle woord. In ieder plaatselijk universum is deze onafscheidelijkheid gepersonaliseerd in de goddelijkheid van de Schepper-Zoon, die voor de schepselen van tien miljoen bewoonde werelden zowel de Vader als de Zoon vertegenwoordigt.
6:8.4De Eeuwige Zoon is oneindig, maar men kan hem benaderen door de personen van zijn Paradijs-Zonen, en door het geduldige dienstbetoon van de Oneindige Geest. Zonder de dienst van zelfschenkingen van de Paradijs-Zonen en het liefdevolle dienstbetoon van de schepselen van de Oneindige Geest, zouden wezens van materiële oorsprong nauwelijks kunnen hopen de Eeuwige Zoon te bereiken. Evenzeer is waar dat met de hulp en leiding van deze hemelse instanties, de zich van God bewuste sterveling zeker het Paradijs zal bereiken en eens persoonlijk in de tegenwoordigheid van deze majesteitelijke Zoon der Zonen zal staan.
6:8.5Ook al is de Eeuwige Zoon het patroon van wat de persoonlijkheid van de sterveling kan bereiken, toch zult ge het gemakkelijker vinden om de realiteit van de Vader en van de Geest te vatten, omdat de Vader de daadwerkelijke schenker is van uw menselijke persoonlijkheid, en de Oneindige Geest de absolute bron is van uw sterfelijke bewustzijn. Maar wanneer ge opklimt langs het pad van geestelijke vooruitgang naar het Paradijs, zal de persoonlijkheid van de Eeuwige Zoon steeds werkelijker voor u worden en zal de realiteit van zijn oneindige geestelijke bewustzijn duidelijker waarneembaar worden voor uw bewustzijn, dat dan steeds geestelijker wordt.
6:8.6Het idee van de Eeuwige Zoon kan nooit helder stralen in uw materiële bewustzijn of in het morontiale bewustzijn daarna. Pas wanneer ge tot geest wordt en uw opklimming als geest-wezen begint, zal uw begrip van de persoonlijkheid van de Eeuwige Zoon even levendig beginnen te worden als uw voorstelling van de persoonlijkheid van de Schepper-Zoon die van het Paradijs afkomstig is, en in eigen persoon en als een persoon eens is geïncarneerd en op Urantia heeft geleefd als mens onder de mensen.
6:8.7Gedurende de gehele periode waarin ge ervaring opdoet in het plaatselijk universum, moet de Schepper-Zoon, wiens persoonlijkheid wèl begrijpelijk is voor de mens, de compensatie vormen voor uw onvermogen om de volle betekenis te verstaan van de meer uitsluitend geestelijke, maar niettemin persoonlijke, Eeuwige Zoon van het Paradijs. Wanneer ge verder gaat door Orvonton en Havona, wanneer ge het levendige beeld van de Schepper-Zoon van uw plaatselijk universum en de sterke herinneringen aan hem achter u laat, zal het voorbijgaan van deze materiële en morontiale ervaring worden gecompenseerd door steeds meer omvattende denkbeelden over en een intenser begrip van de Eeuwige Zoon van het Paradijs, wiens realiteit en nabijheid voortdurend zal toenemen naarmate ge het Paradijs dichter nadert.
6:8.8De Eeuwige Zoon is een grootse en glorieuze persoonlijkheid. Ook al gaat het de vermogens van het sterfelijke en materiële bewustzijn te boven om de actualiteit van de persoonlijkheid van zulk een oneindig wezen te begrijpen, twijfelt niet, hij is een persoon. Ik weet waarover ik spreek. Welhaast ontelbare malen heb ik in de tegenwoordigheid van deze goddelijke Eeuwige Zoon gestaan, en ben ik daarna uitgetrokken naar het universum om zijn minzame bevelen uit te voeren.
6:8.9[Op schrift gesteld door een Goddelijke Raadsman die is aangewezen om deze verklaring waarin de Eeuwige Zoon van het Paradijs wordt beschreven, te formuleren.]
Text from HET URANTIA BOEK © 1997 Urantia Foundation used by permission.
The Multilingual Urantia Book © 2007 Urantia Book Fellowship.