VERHANDELING 116. DE ALMACHTIG ALLERHOOGSTE
116:0.1INDIEN de mens zou inzien dat zijn Scheppers – zijn directe supervisoren – weliswaar goddelijk maar ook eindig zijn, en dat de God van tijd en ruimte een evoluerende en niet-absolute Godheid is, dan zouden de inconsistenties van de ongelijkheden in de tijd niet langer diepe religieuze paradoxen zijn. Religieus geloof zou niet langer worden geprostitueerd ter bevordering van sociale zelfvoldaanheid bij de fortuinlijken, terwijl het de onfortuinlijke slachtoffers van sociale ontberingen alleen dient ter aanmoediging tot stoïcijnse gelatenheid.
116:0.2Wanneer wij de uitgelezen volmaakte werelden van Havona aanschouwen, is het zowel redelijk als logisch om te geloven dat zij door een volmaakte, oneindige en absolute Schepper zijn gemaakt. Maar bij de aanblik van de beroering, onvolmaaktheden en onrechtvaardigheden op Urantia leiden dezelfde rede en logica ieder eerlijk wezen tot de gevolgtrekking dat uw wereld gemaakt is en bestuurd wordt door Scheppers die subabsoluut, pre-oneindig en anders dan volmaakt zijn.
116:0.3Experiëntiële groei impliceert een deelgenootschap van schepsel en Schepper – God en de mens in associatie. Groei is het kenmerk van de experiëntiële Godheid: Havona is niet gegroeid, Havona bestaat en heeft altijd bestaan: het is existentieel zoals de eeuwige Goden die haar bron zijn. Het groot universum wordt echter gekenmerkt door groei.
116:0.4De Almachtig Allerhoogste is een levende, evoluerende Godheid van kracht en persoonlijkheid. Zijn huidige domein, het groot universum, is eveneens een groeiend gebied van kracht en persoonlijkheid. Zijn bestemming is volmaaktheid, maar zijn huidige ervaring omvat de elementen van groei en onvolledige status.
116:0.5De Allerhoogste functioneert primair in het centrale universum als geest-persoonlijkheid, en secundair in het groot universum als God de Almachtige, een krachtpersoonlijkheid. De tertiaire functie van de Allerhoogste in het meester-universum is thans latent en bestaat slechts als een onbekend bewustzijnspotentieel. Niemand weet wat deze derde ontwikkeling van de Allerhoogste precies zal onthullen. Sommigen geloven dat wanneer de superuniversa in licht en leven bestendigd zullen zijn, de Allerhoogste vanuit Uversa zal gaan functioneren als de almachtige, experiëntiële soeverein van het groot universum, terwijl hij in kracht zal toenemen als de boven-almachtige van de universa in de buitenruimte. Anderen zijn van mening dat het derde stadium van het Allerhoogst bewind het derde niveau der manifestatie van de Godheid met zich mee zal brengen. Doch niemand van ons weet het werkelijk.
1. HET ALLERHOOGST BEWUSTZIJN
116:1.1De ervaring van iedere geschapen evoluerende persoonlijkheid is een fase in de ervaring van de Almachtig Allerhoogste. De intelligente onderwerping van ieder fysisch segment van de superuniversa is een onderdeel van de groeiende beheersing door de Almachtig Allerhoogste. De creatieve synthese van kracht en persoonlijkheid is een onderdeel van de creatieve drang van het Allerhoogst Bewustzijn en is de diepste essentie van de evolutionaire groei van eenheid in de Allerhoogste.
116:1.2De vereniging van de kracht- en persoonlijkheidsattributen van het Allerhoogst bewind is de functie van het Allerhoogst Bewustzijn: de voltooiing van de evolutie van de Almachtig Allerhoogste zal resulteren in één verenigde, persoonlijke Godheid – niet in een vaag gecoör-dineerde associatie van goddelijke attributen. Vanuit het wijdere perspectief zal er geen Almachtige bestaan los van de Allerhoogste, geen Allerhoogste los van de Almachtige.
116:1.3Door alle evolutionaire tijdperken heen berust het fysische krachtpotentieel van de Allerhoogste bij de Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten, en het bewustzijnspotentieel bij de Zeven Meester-Geesten. Het Oneindige Bewustzijn is de functie van de Oneindige Geest, het kosmische bewustzijn is het dienstbetoon van de Zeven Meester-Geesten, en het Allerhoogst Bewustzijn actualiseert zich thans in de coördinatie van het groot universum en in de functionele associatie met de openbaring en verworvenheden van God de Zevenvoudige.
116:1.4Het tijd-ruimte-bewustzijn, het kosmische bewustzijn, functioneert in de zeven superuniversa op verschillende wijzen, maar wordt door middel van een onbekende associatie-techniek in de Allerhoogste gecoördineerd. De albeheersing van de Almachtige over het groot universum is niet uitsluitend fysisch en geestelijk. In de zeven superuniversa is zij in de eerste plaats materieel en geestelijk, maar er zijn ook huidige verschijnselen van de Allerhoogste die zowel verstandelijk als geestelijk zijn.
116:1.5Wij weten werkelijk minder over het bewustzijn van de Allerhoogste dan over enig ander aspect van deze evoluerende Godheid. Het is ongetwijfeld overal in het groot universum actief en wij geloven dat het potentieel bestemd is om op enorm omvangrijke wijze in het meester-universum te functioneren. Dit evenwel weten wij zeker: waar het fysische de voltooiing van zijn groei kan bereiken, en geest volmaaktheid van ontwikkeling kan verwerven, houdt bewustzijn nooit op zich te ontwikkelen – het is de experiëntiële techniek van eindeloze vooruitgang. De Allerhoogste is een experiëntiële Godheid en daarom bereikt hij nooit voltooiing van bewustzijnsverwerving.
2. DE ALMACHTIGE EN GOD DE ZEVENVOUDIGE
116:2.1Het verschijnen van de universum-kracht-tegenwoordigheid van de Almachtige in het universum valt samen met het verschijnen van de hoge scheppers en controleurs der evolutionaire superuniversa op het toneel van kosmische handeling.
116:2.2God de Allerhoogste ontleent zijn kenmerkende eigenschappen van geest en persoonlijkheid aan de Paradijs-Triniteit, maar hij actualiseert zich als kracht in de handelingen van de Schepper-Zonen, de Ouden der Dagen en de Meester-Geesten, wier collectieve daden de bron zijn van zijn groeiende kracht als almachtige soeverein voor en in de zeven super-universa.
116:2.3De ongekwalificeerde Paradijs-Godheid is voor de evoluerende schepselen in tijd en ruimte niet te begrijpen. Eeuwigheid en oneindigheid houden een niveau van godheidswerkelijkheid in dat schepselen in tijd en ruimte niet kunnen bevatten. Oneindigheid van godheid en absoluutheid van soevereiniteit zijn inherent in de Paradijs-Triniteit, en de Triniteit is een werkelijkheid die het begrip van stervelingen enigszins te boven gaat. Schepselen in tijd en ruimte moeten beschikken over oorsprongen, relativiteiten en bestemmingen om universum-betrekkingen te kunnen bevatten en de betekeniswaarden van goddelijkheid te kunnen begrijpen. Daarom tempert de Paradijs-Godheid de personalisaties van goddelijkheid buiten het Paradijs en kwalificeert hij dezen ook anderszins, en hierbij brengt hij de Allerhoogste Scheppers en hun deelgenoten tot aanzijn, die het licht des levens immer verder dragen, steeds verder van zijn bron op het Paradijs vandaan, totdat het zijn verste en schoonste uitdrukking vindt in de aardse levens der zelfschenking-Zonen op de evolutionaire werelden.
116:2.4Dit nu is de oorsprong van God de Zevenvoudige, met wiens opeenvolgende niveaus stervelingen in de hier volgende orde in aanraking komen:
1. de Schepper-Zonen (en Scheppende Geesten);
2. de Ouden der Dagen;
3. de Zeven Meester-Geesten;
4. de Allerhoogste;
5. de Vereend Handelende Geest;
6. de Eeuwige Zoon;
7. de Universele Vader.
116:2.5De eerste drie niveaus zijn de Allerhoogste Scheppers, en de laatste drie niveaus zijn de Paradijs-Godheden. De Allerhoogste staat immer tussen dezen in als de experiëntiële geest-personalisatie van de Paradijs-Triniteit en als het experiëntiële focus van de evolutionaire almachtige kracht van de schepper-kinderen der Paradijs-Godheden. De Allerhoogste is de maximale openbaring van de Godheid aan de zeven superuniversa en voor het huidige universum-tijdperk.
116:2.6Als ge de methode der logica van stervelingen volgt, zoudt ge kunnen concluderen dat de experiëntiële hereniging der collectieve daden van de eerste drie niveaus van God de Zevenvoudige gelijkwaardig moet zijn aan het niveau der Paradijs-Godheid, doch dit is niet het geval. De Paradijs-Godheid is existentiële Godheid. In hun goddelijke eenheid van kracht en persoonlijkheid vormen de Allerhoogste Scheppers een nieuw krachtpotentieel van de experiëntiële Godheid, dat zij ook tot uitdrukking brengen. En dit krachtpotentieel, dat van experiëntiële oorsprong is, verenigt zich onvermijdelijk en onontkoombaar met de experiëntiële Godheid die zijn oorsprong heeft in de Triniteit – de Allerhoogste.
116:2.7God de Allerhoogste is niet de Paradijs-Triniteit, en evenmin is hij één of al die Scheppers der superuniversa wier functionele activiteiten in actualiteit tot synthese komen in zijn evoluerende almachtige kracht. Terwijl God de Allerhoogste uit de Triniteit voortkomt, wordt hij aan evolutionaire schepselen uitsluitend door de gecoördineerde functie van de eerste drie niveaus van God de Zevenvoudige manifest als krachtpersoonlijkheid. De Almachtig Allerhoogste komt thans tot feitelijk bestaan in tijd en ruimte door de activiteiten van de Allerhoogste Schepper-persoonlijkheden, net zoals in de eeuwigheid de Vereend Handelende Geest in een flits tot aanzijn is gekomen door de wil van de Universele Vader en de Eeuwige Zoon. Deze wezens van de eerste drie niveaus van God de Zevenvoudige zijn de diepste natuur en bron van kracht van de Almachtig Allerhoogste; daarom moeten zij diens besturende daden immer begeleiden en ondersteunen.
3. DE ALMACHTIGE EN DE PARADIJS-GODHEID
116:3.1De Paradijs-Godheden handelen niet alleen rechtstreeks in hun zwaartekrachtcircuits overal in het groot universum, maar zij functioneren ook via hun diverse vertegenwoordigingen en andere manifestaties, zoals:
116:3.21. De bewustzijnsfocalisaties van de Derde Bron en Centrum. De eindige domeinen van energie en geest worden letterlijk samengehouden door de bewustzijnstegenwoordigheden van de Vereend Handelende Geest. Dit geldt voor zowel de Scheppende Geest in een plaatselijk universum als de Reflectieve Geesten van een superuniversum, en ten slotte de Meester-Geesten in het groot universum. De bewustzijnscircuits die van deze diverse intelligentie-middelpunten uitgaan, vormen de kosmische arena waar schepselen hun keuzen maken. Bewustzijn is de flexibele werkelijkheid die schepselen en Scheppers zeer geredelijk kunnen manipuleren, het is de vitale schakel die materie en geest verbindt. Het bewustzijn dat de Derde Bron en Centrum schenkt, verenigt de geest-persoon van God de Allerhoogste met de experiëntiële kracht van de evolutionaire Almachtige.
116:3.32. De persoonlijkheidsopenbaringen van de Tweede Bron en Centrum. De bewustzijnstegenwoordigheden van de Vereend Handelende Geest verenigen de geest van goddelijkheid met het patroon van energie. De zelfschenkingsincarnaties van de Eeuwige Zoon en zijn Paradijs-Zonen verenigen, fuseren daadwerkelijk, de goddelijke natuur van een Schepper met de evoluerende natuur van een schepsel. De Allerhoogste is zowel schepsel als schepper; de mogelijkheid om beide te zijn wordt geopenbaard in de zelfschenkingshandelingen van de Eeuwige Zoon en diens Zonen van gelijke en ondergeschikte orden. De zelfschenkingsorden van zoonschap, de Michaels en de Avonals, breiden hun goddelijke natuur daadwerkelijk uit met de authentieke schepsel-natuur welke zij verkregen hebben wanneer zij het leven van schepselen op de evolutionaire werelden daadwerkelijk hebben geleid. Wanneer goddelijkheid aan menselijkheid gelijk wordt, dan is aan deze betrekking de mogelijkheid inherent dat mensen goddelijk worden.
116:3.43. De inwonende tegenwoordigheden van de Eerste Bron en Centrum. Het bewustzijn verenigt al wat door geest wordt veroorzaakt met energetische reacties; het dienstbetoon der zelfschenkingen verenigt de afdalingen van goddelijkheid met de opklimmingen van schepselen, en de inwonende fragmenten van de Universele Vader verenigen de evoluerende schepselen daadwerkelijk met God op het Paradijs. Er bestaan vele van deze presenties van de Vader, inwonend in talrijke orden van persoonlijkheden; in de sterfelijke mens zijn deze goddelijke fragmenten van God de Gedachtenrichters. Voor de mensen zijn de Geheimnisvolle Mentoren wat de Paradijs-Triniteit voor de Allerhoogste is. De Richters zijn absolute grondslagen, en vrije wilskeuze kan op absolute grondslagen de goddelijke realiteit der natuur van een vereeuwigde doen evolueren – de natuur van een volkomene in het geval van de mens, Godheid-natuur in God de Allerhoogste.
116:3.5Door hun zelfschenkingen als schepselen worden de Paradijs-orden der goddelijke Zonen in staat gesteld hun persoonlijkheid te verrijken door het verwerven van de actuele natuur van schepselen in het universum, terwijl deze zelfschenkingen aan de schepselen zelf zonder falen de weg tot verwerving van goddelijkheid openbaren die naar het Paradijs voert. De Richters, de zelfschenkingen van de Universele Vader, stellen hem in staat de persoonlijkheden van wilskrachtige wilssschepselen tot zich te trekken. En in al deze betrekkingen in de eindige universa is de Vereend Handelende Geest de immer-tegenwoordige bron van het bewustzijnsdienstbetoon waardoor deze activiteiten kunnen plaatsvinden.
116:3.6Langs deze en vele andere wegen nemen de Paradijs-Godheden deel in de evoluties in de tijd, zoals deze zich ontvouwen op de rondwentelende planeten in de ruimte en culmineren in de wording van de Allerhoogste persoonlijkheid die het gevolg is van alle evolutie.
4. DE ALMACHTIGE EN DE ALLERHOOGSTE SCHEPPERS
116:4.1De eenheid van het Allerhoogste Geheel is afhankelijk van de progressieve vereniging van de eindige delen; de actualisatie van de Allerhoogste is de uitkomst van deze vormen van vereniging der factoren van het allerhoogste bewind – de scheppers, schepselen, denkende wezens en energieën der universa – en brengt deze tevens voort.
116:4.2Gedurende de tijdperken waarin de soevereiniteit van het bewind van de Allerhoogste haar ontwikkeling in de tijd ondergaat, is de almachtige kracht van de Allerhoogste afhankelijk van de goddelijkheidshandelingen van God de Zevenvoudige, terwijl er een bijzonder nauwe betrekking lijkt te bestaan tussen de Allerhoogste en de Vereend Handelende Geest, en diens primaire persoonlijkheden, de Zeven Meester-Geesten. De Oneindige Geest functioneert als de Vereend Handelende Geest op vele wijzen die de onvolledigheid van de evolutionaire Godheid compenseren, en onderhoudt zeer nauwe betrekkingen met de Allerhoogste. Zulk een nauwe betrekking bestaat ook tot op zekere hoogte met alle Meester-Geesten, maar speciaal met Meester-Geest Nummer Zeven, die voor de Allerhoogste spreekt. Deze Meester-Geest kent – staat in persoonlijk contact met – de Allerhoogste.
116:4.3Toen het plan voor de schepping der superuniversa werd ontworpen, verenigden de Meester-Geesten zich reeds in een vroeg stadium met de Triniteit die hen had voortgebracht, teneinde gezamenlijk de negenenveertig Reflectieve Geesten te scheppen, en samenvallend hiermede functioneerde de Allerhoogste creatief als de culminator van de vereende daden van de Paradijs-Triniteit en van de scheppende kinderen van de Paradijs-Godheid. Daar verscheen Majeston, die sindsdien immer de kosmische tegenwoordigheid van het Allerhoogst Bewustzijn heeft gefocaliseerd, terwijl de Meester-Geesten bronnen-centra blijven van het wijdverbreide dienstbetoon van het kosmische bewustzijn.
116:4.4Maar de Meester-Geesten blijven toezicht houden op de Reflectieve Geesten. Bij de algemene supervisie op Orvonton die de Zevende Meester-Geest vanuit het centrale universum uitoefent, staat hij in persoonlijk contact met (en heeft hij de albeheersing over) de zeven Reflectieve Geesten die op Uversa zijn geplaatst. Bij zijn controle- en bestuurshandelingen binnen het superuniversum en tussen de superuniversa onderling, staat hij in reflectief contact met de Reflectieve Geesten van zijn eigen type, die op de hoofdwereld van ieder superuniversum zijn gevestigd.
116:4.5Deze Meester-Geesten zijn niet alleen de handhavers en uitbreiders der soevereiniteit van de Allerhoogste, maar zij worden op hun beurt ook beïnvloed door de creatieve doeleinden van de Allerhoogste. Gewoonlijk zijn de collectieve scheppingen van de Meester-Geesten van bijna-materiële orde (krachtdirigenten, etc.), terwijl hun individuele scheppingen van geestelijke orde zijn (supernafijnen, etc.). Maar wij moeten vermelden dat toen de Meester-Geesten collectief de Zeven Geesten van de Circuits voortbrachten ingevolge de wil en het voornemen van de Allerhoogste, de nakomelingschap van deze scheppingsdaad geestelijk was, niet materieel of bijna-materieel.
116:4.6Zoals het is gesteld met de Meester-Geesten van de superuniversa, zo is het ook met de drie- ënige regeerders over deze super-scheppingen – de Ouden der Dagen. Deze personificaties van het recht en de gerechtigheid van de Triniteit in tijd en ruimte zijn de steunpunten in dit gebied van de zich mobiliserende almachtige macht van de Allerhoogste, want zij dienen als zevenvoudig focus van de evolutie der triniteitssoevereiniteit in de gebieden van tijd en ruimte. Vanuit hun gunstige positie halverwege het Paradijs en de evoluerende werelden, zien deze uit de Triniteit ontsprongen soevereinen naar beide richtingen, kennen zij beide en coördineren zij deze.
116:4.7Maar de plaatselijke universa zijn de werkelijke laboratoria waar de bewustzijnsexperimenten, galactische avonturen, ontvouwingen van goddelijkheid en de voortgang van persoonlijkheden worden uitgewerkt, en wanneer deze kosmisch worden getotaliseerd, vormen zij de actuele grondslag waarop de Allerhoogste doende is godheidsevolutie te volbrengen in en door ervaring.
116:4.8In de plaatselijke universa evolueren zelfs de Scheppers: de tegenwoordigheid van de Vereend Handelende Geest evolueert van een levend krachtfocus tot de status van de goddelijke persoonlijkheid van een Moeder-Geest van een Universum; de Schepper-Zoon evolueert van de natuur van existentiële Paradijs-goddelijkheid tot de experiëntiële natuur van Allerhoogste soevereiniteit. De plaatselijke universa vormen de beginpunten der ware evolutie, de kweekplaatsen van bonafide, onvolmaakte persoonlijkheden, begiftigd met de vrije wilskeuze om medescheppers te worden van zichzelf zoals zij zijn zullen.
116:4.9De Magistraat-Zonen verwerven in hun zelfschenkingen op de evolutionaire werelden tenslotte de natuur die de uitdrukking is van Paradijs-goddelijkheid in experiëntiële vereniging met de hoogste geestelijke waarden van de materiële menselijke natuur. En door dezelfde en andere zelfschenkingen verwerven de Michael-Scheppers eveneens de natuur en het kosmische gezichtspunt van hun actuele kinderen in het plaatselijk universum. Zulke Meester-Schepper-Zonen benaderen de voltooiing van de sub-allerhoogste ervaring; en wanneer hun soevereiniteit in het plaatselijk universum ook nog de met hen verbonden Creatieve Geest omvat, kan men zeggen dat zij de grenzen van het allerhoogst bewind binnen het huidige potentieel van het evolutionaire groot universum nabij komen.
116:4.10Wanneer de zelfschenking-Zonen nieuwe wegen openbaren waarlangs de mens God kan vinden, worden deze paden naar de niveaus van goddelijkheid niet door hen geschapen; de zelfschenking-Zonen verlichten veeleer de eeuwige heerwegen van voortgang die door de tegenwoordigheid van de Allerhoogste heen naar de persoon van de Paradijs-Vader leiden.
116:4.11Het plaatselijk universum is het beginpunt voor die persoonlijkheden die het verst van God zijn verwijderd en die daarom de hoogste graad van geestelijke opklimming in het universum kunnen ervaren en het maximum aan experiëntiële deelname in de medeschepping van zichzelf kunnen bereiken. Deze zelfde plaatselijke universa verschaffen eveneens de grootst mogelijke diepte aan ervaring voor de afdalende persoonlijkheden, die hierdoor iets bereiken wat voor hen even betekenisvol is als de opklimming naar het Paradijs voor een evoluerend schepsel.
116:4.12De sterfelijke mens blijkt noodzakelijk te zijn voor het volledig functioneren van God de Zevenvoudige, zoals deze groepering van goddelijkheid culmineert in de zich actualiserende Allerhoogste. Er bestaan vele andere orden universum-persoonlijkheden die even noodzakelijk zijn voor de evolutie van de almachtige kracht van de Allerhoogste, maar wij geven deze beschrijving voor de geestelijke stichting van mensen, en beperken ons daarom grotendeels tot de factoren die operatief zijn in de evolutie van God de Zevenvoudige en met stervelingen hebben te maken.
5. DE ALMACHTIGE EN DE ZEVENVOUDIGE CONTROLEURS
116:5.1Ge zijt reeds geïnstrueerd inzake de betrekking van God de Zevenvoudige tot de Allerhoogste, en ge dient nu in te zien dat de Zevenvoudige zowel de controleurs als de scheppers van het groot universum omvat. Deze zevenvoudige controleurs van het groot universum bestaan uit de volgende groeperingen:
1. de Meester-Fysische Controleurs;
2. de Allerhoogste Krachtcentra;
3. de Allerhoogste Krachtdirigenten;
4. de Almachtig Allerhoogste;
5. de God van Actie – de Oneindige Geest;
6. het Paradijs-Eiland;
7. de Bron van het Paradijs – de Universele Vader.
116:5.2Deze zeven groepen zijn functioneel niet te scheiden van God de Zevenvoudige en vormen het fysische controleniveau van deze Godheid-associatie.
116:5.3De bifurcatie van energie en geest (die voortkomt uit de gezamenlijke tegenwoordigheid van de Eeuwige Zoon en het Paradijs-Eiland) werd gesymboliseerd in de superuniversa-zin toen de Zeven Meester-Geesten in vereniging hun eerste daad van collectieve schepping verrichtten. Gedurende deze episode vond ook het verschijnen van de Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten plaats. Samenvallend hiermede scheidden de geestelijke circuits van de Meester-Geesten zich contrasterend af van de fysische activiteiten die onder het toezicht der krachtdirigenten staan, en onmiddellijk verscheen toen het kosmische bewustzijn, een nieuwe factor die materie en geest coördineert.
116:5.4De Almachtig Allerhoogste is evoluerende als de albeheerser van de fysische kracht van het groot universum. In het huidige universum-tijdperk lijkt dit potentieel van fysische kracht zijn middelpunt te hebben in de Zeven Allerhoogste Krachtdirigenten, die opereren via de vaste locaties van de krachtcentra en via de mobiele tegenwoordigheid der fysische contro-leurs.
116:5.5De universa in de tijd zijn niet volmaakt – volmaaktheid is hun bestemming. De worsteling naar volmaaktheid speelt zich niet alleen af op het intellectuele en het geestelijke niveau, maar ook op het fysische niveau van energie en massa. De bestendiging in licht en leven van de zeven superuniversa vooronderstelt dat zij fysische stabiliteit hebben bereikt. En wij vermoeden dat het finale bereiken van materieel evenwicht zal betekenen dat de evolutie van de fysische beheersing van de Almachtige voltooid zal zijn.
116:5.6In de vroege dagen van het bouwen van universa houden zelfs de Paradijs-Scheppers zich in de eerste plaats bezig met materieel evenwicht. Het patroon van een plaatselijk universum neemt niet alleen vorm aan tengevolge van de activiteiten van de krachtcentra, maar ook vanwege de ruimte-presentie van de Scheppende Geest. Gedurende al deze vroege tijdvakken van de bouw van een plaatselijk universum vertoont de Schepper-Zoon bovendien een weinig begrepen attribuut van controle over de materie, en hij verlaat de hoofdplaneet van zijn universum pas wanneer het evenwicht in zijn plaatselijk universum in grote lijnen tot stand is gebracht.
116:5.7Uiteindelijk reageert alle energie op bewustzijn, en de fysische controleurs zijn de kinderen van de God van bewustzijn die de activeerder is van het Paradijs-patroon. De krachtdirigenten wijden hun intelligentie voortdurend aan de taak om materiële beheersing tot stand te brengen. Hun worsteling om fysische dominantie over de betrekkingen van energie en de bewegingen van massa houdt pas op wanneer zij de eindige overwinning behalen op de energieën en massa’s die hun blijvende domeinen van activiteit vormen.
116:5.8De geestelijke worstelingen in tijd en ruimte hebben te maken met het evolueren van de dominantie van geest over de materie, door de bemiddeling van (persoonlijk) bewustzijn; de fysische (niet-persoonlijke) evolutie der universa heeft te maken met het harmoniseren van kosmische energie met de evenwichtsbegrippen van bewustzijn dat is onderworpen aan de albeheersing van geest. De totale evolutie van het gehele groot universum is een zaak van de persoonlijkheidsvereniging van het energie-beheersende bewustzijn en het intellect dat met geest is gecoördineerd, en deze totale evolutie zal geopenbaard worden in het volledig verschijnen der almachtige kracht van de Allerhoogste.
116:5.9De moeilijkheid van het bereiken van een staat van dynamisch evenwicht is inherent aan het feit van de groeiende kosmos. De gevestigde circuits der fysische schepping komen voortdurend in gevaar doordat er nieuwe energie en nieuwe massa verschijnen. Een groeiend universum is een veranderlijk universum; vandaar dat geen enkel onderdeel van het kosmische geheel werkelijke stabiliteit kan bereiken voordat de zeven superuniversa zich in de volheid der tijden materieel voltooid zullen zien.
116:5.10In de universa die bestendigd zijn in licht en leven vinden geen onvoorziene fysische gebeurtenissen van groot belang plaats. Daar is betrekkelijk volledige controle over de materiële schepping bereikt, maar de problemen van de betrekking tussen de bestendigde universa en de evoluerende universa blijven een uitdaging voor de kunde van de Universum-Krachtdirigenten. Deze problemen zullen echter geleidelijk verdwijnen met de vermindering van nieuwe scheppende activiteit, wanneer het groot universum de culminatie der evolutionaire expressie benadert.
6. DE OVERHEERSING DOOR GEEST
116:6.1In de evolutionaire superuniversa is energie-materie dominant, behalve in persoonlijkheid, waar geest, door bemiddeling van bewustzijn, worstelt om de overhand. Het doel der evolutionaire universa is de onderwerping van energie-materie door bewustzijn, de coördinatie van bewustzijn met geest, en dit alles krachtens de creatieve, verenigende tegenwoordigheid van persoonlijkheid. Zo worden, met betrekking tot persoonlijkheid, fysische systemen ondergeschikt, bewustzijnssystemen nevengeschikt, en geest-systemen richtinggevend.
116:6.2Deze vereniging van kracht en persoonlijkheid drukt zich op godheidsniveaus uit in en als de Allerhoogste. Maar de daadwerkelijke evolutie van de dominantie van geest is een groeiproces dat stoelt op de vrije wilsdaden van de Scheppers en schepselen van het groot universum.
116:6.3Op absolute niveaus zijn energie en geest één. Maar zodra deze absolute niveaus worden verlaten, treedt er verschil aan de dag en wanneer energie en geest zich vanuit het Paradijs naar de ruimte toe bewegen, wordt de kloof tussen hen steeds wijder, todat zij in de plaatselijke universa sterk divergent zijn geworden. Daar zijn zij niet meer identiek en lijken zij zelfs niet op elkaar, en de bemiddeling van bewustzijn is daar nodig om hen met elkaar in verband te brengen.
116:6.4Het feit dat energie door de actie van controlerende persoonlijkheden gericht kan worden, onthult de reactiviteit van energie op de actie van bewustzijn. Het feit dat massa gestabiliseerd kan worden door de actie van dezelfde controlerende entiteiten, toont de reactiviteit aan van massa op de orde-voortbrengende tegenwoordigheid van bewustzijn. En dat geest zelf in wilspersoonlijkheid door middel van bewustzijn kan streven naar de beheersing van energie-materie, onthult de potentiële eenheid van de gehele eindige schepping.
116:6.5Er bestaat een onderlinge afhankelijkheid van alle krachten en persoonlijkheden in heel het universum van universa. Schepper-Zonen en Scheppende Geesten zijn bij het organiseren van universa afhankelijk van het coöperatief functioneren van de krachtcentra en fysische controleurs; de Allerhoogste Krachtdirigenten zijn incompleet zonder de albeheersing van de Meester-Geesten. In een mens geeft het levensmechanisme, althans gedeeltelijk, gehoor aan de bevelen van (persoonlijk) bewustzijn. Op zijn beurt kan ditzelfde bewustzijn overheerst worden door de leiding van doelgerichte geest, en het gevolg van deze evolutionaire ontwikkeling is dat er een nieuw kind van de Allerhoogste wordt voortgebracht, een nieuwe persoonlijke vereniging van de verscheidene soorten kosmische realiteit.
116:6.6En zoals het gesteld is met de delen, zo is het ook met het geheel: de geest-persoon van het Allerhoogst bewind heeft de evolutionaire kracht van de Almachtige nodig om voltooiing als Godheid te verwerven en om zijn bestemming, de associatie met de Triniteit, te bereiken. De persoonlijkheden in tijd en ruimte spannen zich in, maar de culminatie en volbrenging van deze inspanning is de daad van de Almachtig Allerhoogste. En terwijl de groei van het geheel aldus een totalisering is van de collectieve groei van de delen, volgt hieruit evenzeer dat de evolutie van de delen een gesegmenteerde weerspiegeling is van de doelgerichte groei van het geheel.
116:6.7Op het Paradijs zijn monota en geest als één – niet van elkaar te onderscheiden, behalve in naam. In Havona zijn materie en geest weliswaar duidelijk verschillend, maar terzelfdertijd van nature harmonieus. In de zeven superuniversa is er echter een sterke divergentie; er is een wijde kloof tussen kosmische energie en goddelijke geest, en daarom bestaat er een groter experiëntieel potentieel tot bewustzijnswerkzaamheid bij het harmoniseren en uiteindelijk verenigen van fysisch patroon en geestelijke doeleinden. De universa in de ruimte die in de tijd evolueren, kennen een grotere tempering van goddelijkheid, hebben moeilijker problemen op te lossen en een ruimere gelegenheid om ervaring te verwerven bij het oplossen van deze problemen. En deze gehele situatie in de superuniversa brengt een grotere arena van evolutionair bestaan voort, waar schepsel en Schepper – ja zelfs de Allerhoogste Godheid – gelijkelijk beschikken over de mogelijkheid tot kosmische ervaring.
116:6.8De overheersing door geest, die existentieel is op absolute niveaus, wordt een evolutionaire ervaring op eindige niveaus en in de zeven superuniversa. En deze ervaring wordt gelijkelijk door allen gedeeld, van stervelingen tot en met de Allerhoogste. Allen streven, streven persoonlijk, om deze ervaring te bereiken, en allen hebben deel, persoonlijk deel, in de bestemming.
7. HET LEVENDE ORGANISME VAN HET GROOT UNIVERSUM
116:7.1Het groot universum is niet alleen een materiële schepping van fysische pracht, geest-verhevenheid en intellectuele grootsheid, het is ook een magnifiek, reagerend levend organisme. Er klopt daadwerkelijk leven door heel het mechanisme der immense schepping van de vibrerende kosmos. De fysische werkelijkheid van de universa symboliseert de waarneembare werkelijkheid van de Almachtig Allerhoogste, en door dit materiële, levende organisme lopen intelligentiecircuits, net zoals het menselijk lichaam wordt doorkruist door een netwerk van neurale gevoelsbanen. Door dit fysische universum lopen energiebanen die de materiële schepping doeltreffend activeren, zoals ook het menselijk lichaam gevoed wordt en van energie wordt voorzien door de circulerende distributie van assimileerbare energie-voedingsproducten. Het immense universum is goed voorzien van coördinerende centra van magnifieke albeheersing, die ge kunt vergelijken met het delicate chemische controlesysteem van het menselijke mechanisme. Maar als ge iets zoudt afweten van het fysiek van een krachtcentrum, zouden wij u, door analogie, zeer veel meer kunnen vertellen over het fysische universum.
116:7.2Op bijna dezelfde manier waarop stervelingen op zonne-energie bouwen voor de instandhouding van het leven, is het groot universum afhankelijk van de onuitputtelijke energieën die vanuit de onderzijde van het Paradijs uitstromen ten behoeve van de instandhouding van de materiële activiteiten en kosmische bewegingen in de ruimte.
116:7.3Stervelingen zijn begiftigd met bewustzijn, waardoor zij zich zelf-bewust kunnen worden van hun identiteit en persoonlijkheid; ook aan de totaliteit van het eindige is bewustzijn – zelfs een Allerhoogst Bewustzijn – geschonken, waardoor de geest van de wordende persoonlijkheid van de kosmos immer streeft naar de beheersing van energie-materie.
116:7.4De sterveling geeft gehoor aan leiding van de geest op dezelfde wijze als het groot universum reageert op de wijdverbreide greep der geest-zwaartekracht van de Eeuwige Zoon, de universele supermateriële cohesie van de eeuwige geestelijke waarden van alle scheppingen in de eindige kosmos van tijd en ruimte.
116:7.5Mensen zijn in staat zich voor eeuwig te identificeren met totale, onvernietigbare universum-realiteit – fusie met de inwonende Gedachtenrichter. Evenzo vertrouwt de Allerhoogste voor eeuwig op de absolute stabiliteit der Oorspronkelijke Godheid, de Paradijs-Triniteit.
116:7.6’s Mensen drang naar Paradijs-volmaaktheid, zijn streven om God te bereiken, schept een echte goddelijkheidsspanning in de levende kosmos, en deze kan alleen worden opgelost door de evolutie van een onsterfelijke ziel – dit is wat er gebeurt in de ervaring van een individueel sterfelijk schepsel. Maar wanneer alle schepselen en alle Scheppers in het groot universum evenzo streven om God en goddelijke volmaaktheid te bereiken, bouwt zich een diepe kosmische spanning op, die slechts kan worden opgelost door de sublieme synthese van almachtige kracht met de geest-persoon van de evoluerende God van alle schepselen, de Allerhoogste.
116:7.7[Opgesteld onder verantwoordelijkheid van een Machtige Boodschapper die tijdelijk op Urantia verblijft.]